Begrippenlijst paardrijden
Heb je soms geen idee waar je kind het over heeft? Onderstaand een lijstje met de belangrijkste begrippen rondom paardrijden.
Aansingelen | : de singel (buikriem) strakker trekken. |
Aandrijven | : je paard met je kuiten voorwaarts laten gaan. |
Bit | : onderdeel van het hoofdstel. Wordt in de mond van het paard gelegd om hulpen te geven bij het rijden. |
Chaps | : soort "lap" van (kunst)leer of suede voor om je kuit. Je gebruikt ze in combinatie met jodhpurs. |
Doorzitten | : tijdens het draven blijven zitten. Tegenovergestelde van licht rijden. |
Halster | : hulpmiddel voor om het hoofd van een paard om hem aan de hand mee te leiden of vast te zetten tijdens het poetsen. Een halster heeft geen bit en teugels een hoofdstel wel. |
Hoefslag | : rijbaan in de bak. |
Hoofdstel | : tuig voor om het hoofd van een paard om te gaan rijden. Een hoofdstel heeft een bit en teugels. |
Jodhpurs | : korte rijlaarsjes. Worden gebruikt tijdens het rijden in combinatie met chaps. |
Licht rijden | : staan en zitten op het ritme van de draf. Is het tegenovergestelde van doorzitten. |
Longeles | : les aan een lang touw (longe) dat aan het paard vast zit en door de instructeur vast wordt gehouden. |
Plastron | : een soort stropdas dat gedragen wordt in combinatie met een plastronspeld bij een paardrijwedstrijd. |
Plastronspeld | : speld om de flappen van de plastron bij elkaar te houden. |
Schofthoogte | : de hoogte van het paard gemeten vanaf het hoogste punt (schoft). |
Volte | : cirkel. |